Spring naar de inhoud

Gezonde voedselomgevingen zijn geen ‘micromoralisme’, maar een zaak van volksgezondheid

    (Gepubliceerd in De Morgen op 13 augustus 2024, als communicatiemedewerker bij Rikolto)

    Hoofdcommentator Bart Eeckhout lust de plannen van Vlaams minister van Volksgezondheid Hilde Crevits (cd&v) niet om lokale besturen te helpen de vloedgolf aan nieuwe fastfoodzaken tegen te gaan. Hij typeert het als “micromoralisme: de neiging van politici om voortdurend in te grijpen in hoe burgers hun persoonlijke leven inrichten”, en hij ziet meer brood in betere gezondheidspreventie.

    Er zijn kanttekeningen te maken bij deze lezing van de feiten. Laten we eerst nog eens kijken naar die feiten. Negen op tien Vlamingen woont in een buurt met meer verkooppunten van ongezonde dan gezonde voeding, blijkt uit onderzoek van Sciensano. Een kwart van de Vlamingen woont zelfs in een buurt met uitsluitend ongezonde verkooppunten. Bovendien zijn die zogeheten voedselmoerassen tussen 2008 en 2020 sterk toegenomen in Vlaanderen, en met de plannen van McDonald’s om het platteland te veroveren, is het einde nog niet in zicht.

    Ultrabewerkte voeding

    Ook in onze supermarkten is bijna 70 procent van de schapruimte gevuld met ongezonde voeding, en meer dan de helft van hun promo’s zijn uitgesproken ongezond. Een derde van alle straatadvertenties in schoolomgevingen promoot ultrabewerkte voeding. In ziekenhuizen, studentencampussen en sportcentra zien we ongezonde en ultrabewerkte voeding in vier op vijf advertenties.

    Zelfs als je voedselkeuzes zou beschouwen als een volledig individuele en zuiver rationele keuze door de burger, dan moet die wel op zijn minst kunnen kiezen voor gezonde voeding en dat kan in Vlaanderen op steeds minder plaatsen. Een overheid die de gezonde optie wil waarborgen in de voedselomgeving is niet bezig met micro-ingrepen in de privésfeer, maar beschermt de volksgezondheid. Dat is geen micromoralisme, maar niets minder dan een kernopdracht van onze overheid.

    Want vergis je niet: die volksgezondheid heeft wel degelijk te lijden onder de alomtegenwoordigheid van ongezond eten, niet in het minst onze jeugd. Een kwart van de Vlaamse jongeren kampt met overgewicht, één op twintig lijdt op jonge leeftijd al aan obesitas, blijkt uit cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie. Daarnaast eten onze kinderen over het algemeen te weinig verse groenten en fruit, stelt het Vlaams Instituut Gezond Leven. Precies in die vormende levensjaren moeten we jongeren alle kansen geven om gezonde eetgewoontes eigen te maken. Als we daarin slagen, voeren we een enorme besparing door op toekomstige kosten voor onze gezondheidszorg.

    Frietkoten en snoepwinkeltjes

    Betere gezondheidspreventie is daarbij absoluut nodig, maar het één sluit het ander niet uit, integendeel. Wanneer jongeren voedselvaardigheden aanleren, moeten ze die ook kunnen toepassen in de praktijk. Alleen zo een geïntegreerde aanpak (wij noemen dat de ‘Whole School Food Approach’) heeft kans op slagen.

    Wat voor zin heeft het om te leren over gezonde voeding in de klas, wanneer je buiten de schoolpoorten enkel of hoofdzakelijk ongezonde keuzes krijgt voorgeschoteld? Bovendien hebben gesuikerde en vetrijke voeding verslavende kwaliteiten en zijn ze alomtegenwoordig via reclame, dus dat verkoopt zichzelf. Om een echt gelijk speelveld te creëren, moet gezonde voeding uitdrukkelijk gepromoot worden en letterlijk meer plaats krijgen.

    Eeckhout waarschuwt voor discriminatie: als je McDonald’s en co. weert uit schoolomgevingen, geldt dat ook voor frietkoten en snoepwinkeltjes. Dat klopt. Ook dat zijn ongezonde verkooppunten, waarbij de vraag mag gesteld worden waar en hoeveel we er zo nog extra nodig hebben. Want laten we niet vergeten: er wordt niet gesproken over harde sluitingen, wel over de vraag wat er nog bij moet komen.

    En wat dan met schoolbuurten in steden, waar fastfood koning is? Eeckhout vreest hier voor onuitvoerbaarheid. De concrete situatie is hier inderdaad extra moeilijk, maar moet daarom het ganse principe op de schop? Laten we het eerst eens geraken over welke voedselomgeving we willen, op het platteland en in onze steden, rond onze scholen en in onze woonwijken. Er zijn genoeg voorbeelden in het buitenland ter inspiratie. En laten we dan bekijken hoe we snel en daadwerkelijk tot zulke voedselomgevingen kunnen komen. Het voornemen van minister Crevits lijkt daartoe een klein stapje in de juiste richting.